In De Standaard van dit weekend schrijft mijn goede collega Peter De Roover in een vrije tribune ‘dat hij zich gesteund voelt door het jaarverslag van de Nationale Bank.  Zonder kunstmatige jobcreatie via de overheid kun je dus ook meer banen creëren.  Al moet de tanker nog verder gekeerd.’

De titel van de vrije tribune luidt ‘Zonder de doping van Di Rupo’.  Hij schrijft dat ‘Via overheidstewerkstelling wekte de regering Di Rupo de indruk de crisis behoorlijk te doorstaan, terwijl ze fluitend in het donker de factuur doorschoof naar later.’   

Maar er is een cesuur en we doen het nu helemaal anders.   Hij schrijft ‘Voor het eerst in zeventien jaar nam in 2015 de rechtstreekse overheidstewerkstelling eindelijk af.’  

Dat zou een trendbreuk zijn en wat troost voor de harde woorden van de Nationale Bank over de zwakke begrotingsresultaten.  De redenering is dat alhoewel de begroting wel op niet veel trekt, we toch in tegenstelling tot vroeger van de infuus van de overheidstewerkstelling af zijn.  En dus moeten we blij zijn. 

De feiten zijn evenwel anders.

De cijfers die de Nationale Bank deze week naar voor schuift over de kleine daling in overheidstewerkstelling gaan over de totale overheid (inclusief deelstaten, steden en gemeenten) en niet over de federale overheid.   

De trendbreuk bij de federale overheid was reeds lang een feit.  De federale rechtstreekse overheidstewerkstelling was jaren daarvoor, onder de regering Di Rupo namelijk reeds sterk gedaald, met 4.500 personen.   Die regering heeft een staking en diverse betogingen getrotseerd maar de daling in de overheidstewerkstelling heeft 300 miljoen structurele besparing opgeleverd die allemaal in lastenverlaging zijn doorgegeven.   Geen taxshift (-verschuiving) dus, maar een échte verlaging.  Dit stond niet in het verkiezingsprogramma van de PS, maar het is wel gerealiseerd. 

De Nationale Bank had trouwens in een vorig jaarverslag duidelijk aangegeven dat de federale overheid het voortouw had genomen in de vermindering van het aantal ambtenaren.  Zie hiervoor de volgende sprekende grafiek uit het jaarverslag 2013 van de Nationale Bank:

De federale regering is sinds lang trendsetter in deze en van een plotse trendbreuk in het federale beleid is geen sprake.  

De grote kritiek van de Nationale Bank gaat eigenlijk over iets anders.  De Tijd schrijft het zo:  â€˜Ze (noot: De Nationale Bank) wijst er in dit jaarverslag op dat de begrotingssanering die is ingezet in 2012 en 2013 sindsdien ‘vrijwel tot stand is gekomen’.   In die jaren, toen de regering Di Rupo aan de macht was, verbeterde het structureel saldo nog met 1,3 procentpunt.  Maar sinds 2014 is er nauwelijks enige verbetering merkbaar.  Het begrotingstekort zakte van 3,1 procent in 2014 naar 2,8 procent in 2015, maar dat was uitsluitend te danken aan lagere interestlasten.’  
 
Helaas is hier wél sprake van een trendbreuk.
 
We kunnen alvast geen troost putten uit het idee dat er nu minder federale overheidstewerkstelling is dan vroeger en dat we dus toch op de goede weg zitten. De overheidstewerkstelling van de regering Di Rupo kan niet gebruikt worden als argument in deze. Er is toen namelijk een forse daling geweest i.p.v. een stijging. De oorzaken van de slechte resultaten van de begroting van deze regering moeten dus elders gezocht worden. Verdere analyse dringt zich op.